De Amerikaanse Begraafplaats Margraten, in het Engels: Netherlands American Cemetery and Memorial, is een Amerikaansemilitaire begraafplaats en monument ter nagedachtenis aan de overleden Amerikaanse soldaten ten tijde van de strijd in Zuid-Limburg, het Ardennenoffensief en in het Roergebied, gedurende de Tweede Wereldoorlog

De begraafplaats is ontstaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1944 kreeg kapitein Shomon, toenmalig commandant van de 611th Graves Registration Company, de opdracht om voor het Amerikaanse Negende Leger een plaats te vinden voor een begraafplaats. Er werden veel doden verwacht bij de opmars richting Berlijn, en men wilde geen slachtoffers begraven op vijandelijk grondgebied. Begin oktober 1944 diende hij zich aan bij het gemeentehuis van Margraten, dat op 13 september was bevrijd. Daar kreeg hij de beschikking over 30 hectare grond langs de rijksweg westelijk van de dorpskern. De grond werd door de Nederlandse overheid in bruikleen gegeven aan de Amerikanen. Het gebied werd verboden terrein voor burgers. In november begon de aanleg.

Door het natte weer was de grond, vette löss, erg modderig, wat het werk erg moeilijk maakte. Rijdend materieel zakte weg in de modder, evenals de stenen en kiezel waarmee men probeerde de boel berijdbaar te maken. Het 172nd Engineer Combat Batallion kreeg de taak om een toegangsweg van de Rijksweg naar de begraafplaats aan te leggen, een afstand van 650 m. Men dacht eerst dat het een karwei was van 3 dagen voor 30 man. Uiteindelijk waren er vierhonderd man nodig. Zij maakten van aan elkaar vastgemaakte boomstammen een knuppelweg waarop nog kiezel moest worden gestort. Het duurde twee maanden voordat er een bruikbare toegangsweg was.

Voor de plaatselijke bevolking had de aanwezigheid van de Amerikanen enkele voordelen: zo konden gezinnen die last hadden van vlooien DDT gebruiken voor de bestrijding, en men kon via de soldaten goedkoop aan schoenen komen. Zeep, sigaretten, koffie, waspoeder en chocolade, verder nauwelijks verkrijgbaar, kreeg men ook van de soldaten, vaak in ruil voor wederdiensten zoals onderdak, koken en het herstellen of wassen van kleding. Er werden ook wel lijkzakken verwerkt tot overhemden, tafelkleden, jasschorten en gordijnen. De schaarste aan textiel was zodanig dat ook gebruikte lijkzakken werden hergebruikt.

Eenmaal in Margraten werden de lijken afgeladen, hetgeen niet altijd respectvol gebeurde. Daarna werden ze ontdaan van munitie en persoonlijke bezittingen, op de zgn. stripping line. Dat werd gedaan door de 960th Quartermaster Service Company (260 man), vanaf midden december door de 3136th QSC; die eenheden bestonden uit zwarte militairen. Zij deden ook het zware werk: het verplaatsen van de lijken en het graafwerk. Ook Duitse soldaten werden door hen begraven. Voor veel inwoners van Margraten waren deze Amerikanen de eerste zwarte mensen die zij in hun leven zagen.

De lijken werden zonder kist begraven; ze zouden immers later weer worden opgegraven. Ze werden, geheel gekleed, in matrashoezen of lijkzakken verpakt en zo begraven. Van de twee identiteitsplaatjes werd er een meebegraven; het andere werd achter op het kruis of davidsster gespijkerd dat bij het graf hoorde.

Bij een te grote aanvoer van lijken (soms ruim 500 op een dag) werden deze begraven, soms pas na enkele dagen, samen met een glazen pot met daarin de papieren en bezittingen. Die werden dan later weer gebruikt voor identificatie en registratie. Bij grote drukte in maart 1945 werd ook hulp gezocht bij de lokale bevolking; de burgemeester J.J.E.H. Ronckers ging de huizen langs om mensen te mobiliseren. Zij dolven graven (normaal gesproken twee per persoon per werkdag) en droegen er de lijken naartoe.

Ook Duitse krijgsgevangenen werkten op de begraafplaats; zij droegen zorg voor graven van Duitse gesneuvelden. Zij werden elke dag van Hendrik-Kapelle in België naar Margraten gereden en weer terug.

In januari 1945 werd het Burger Comite Margraten USA Begraafplaats opgericht door burgemeester Ronckers en pastoor Ramakers. Het comité zamelde geld in voor bloemen en missen, en trachtte een Tourist House op te richten dat goedkoop onderdak kan bieden aan bezoekers. Later organiseerde men ook de gravenadoptie. Daaraan werd met man en macht gewerkt met als resultaat dat voor de tweede Memorial Day, in mei 1946, alle graven geadopteerd werden. Er werd een speciale ambtenaar aangesteld ten behoeve van de enorme administratie van meer dan 40000 systeemkaarten. Dat bleef zo tot 1953.

Op Memorial Day 1945, op 30 mei, zag de begraafplaats er prachtig uit en commandant William Hood Simpson van het Negende Leger sprak die dag zijn waardering uit voor het verrichte werk.

Het 611th GRC van kapitein Shomon werd op 1 juli 1945 vervangen door het 603rd GRC (in Margraten werd in de jaren 1960 een straat naar Shomon genoemd). Zij vestigden hun hoofdkwartier in café-restaurant “De Fruitveiling”.

Na het einde van de oorlog nam opperbevelhebber Dwight D. Eisenhower het besluit om alle tijdelijke begraafplaatsen in Duitsland te ruimen en de lijken te herbegraven in Margraten en Henri-Chapelle. De laatste herbegrafenis was op 30 maart 1946. Er lagen toen 17742 Amerikanen en 1026 overige geallieerden (waaronder ruim 700 Russen) begraven, en ook 3075 Duitsers (op een stuk terrein aan de Honthemse kant, dat van de rest was afgescheiden door een heg, en gemarkeerd met een bordje “Enemy dead“). Ook werd de begraafplaats verfraaid met paden, beplanting, een kapel (gebouwd door Duitse krijgsgevangenen) en een bezoekerscentrum. Op Memorial Day in die jaren waren veel schoolklassen aanwezig.

In 1947 werd de begraafplaats in Margraten, tot dan toe tijdelijk, aangewezen als permanente begraafplaats. Toen pas kon worden begonnen met de definitieve inrichting. Het ontwerp daarvoor werd gemaakt door architectenbureau Shepley, Bulfinch, Richardson and Abbott uit Boston; de landschapsarchitectuur werd verzorgd door Clark, Rapuano and Halleran uit New York.

De niet-Amerikaanse doden werden verplaatst naar elders. De Russen werden herbegraven op de Erebegraafplaats Amersfoort. De Duitsers werden verplaatst naar de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn. Er kwamen ook graven bij: de Amerikaanse doden die begraven lagen op de begraafplaats in Son en in Molenhoek werden overgebracht naar Margraten. Het aantal graven kwam zo boven de 18000.

De begraafplaats in 1948

Eind 1948 werd begonnen met het opgraven van alle doden. Hieraan werkten veel lokale bewoners mee; het gebrek aan werkgelegenheid maakte het onaangename werk toch aantrekkelijk genoeg. Zij deden het graafwerk tot het stoffelijk overschot werd aangetroffen; daarna namen de Amerikanen het over. De doden werden naar een loods gebracht. Daar werden ze ontdaan van kleding en in een metalen kist gelegd, die van binnen met witte zijde was bekleed. Die kist werd in een houten transportkist geplaatst. De resten kleding werden verbrand.

Een groot deel, ruim 10000, werd gerepatrieerd naar de VS. Uiteindelijk kregen 8301 doden hun definitieve graf in Margraten. De kisten werden niet, zoals tot dan toe, in rechte lijnen geplaatst in vierkante vakken, maar in gebogen lijnen; daarmee kreeg de begraafplaats haar huidige waaiervorm. Er werd per vak machinaal grond weggegraven, vervolgens werd er beton gestort. Daarop werden de doden geplaatst en ten slotte weer machinaal met grond bedekt. Vervolgens werd er gras gezaaid en werden de wit marmeren kruisen en davidsterren geplaatst (vastgezet in een betonnen band). Het werk werd voltooid in 1949. De begraafplaats werd toen overgedragen aan de American Battle Monuments Commission.

Tussen 1950 en 1960 werd de begraafplaats verder verfraaid. De graven werden voorzien van witte marmeren kruisen en davidsterren. Er kwam een toren en nog enkele gebouwen. De “Walls of the Missing” zijn in deze periode gemaakt. De namen daarin zijn uitgehouwen door vier Duitsers.

Op 6 juni 1960 werd de begraafplaats officieel geopend door koningin Juliana.

Na de opening werd een deel van de Nederlanders ontslagen; een deel bleef in dienst voor onderhoudswerk, waaronder grasmaaien (het gras was als een biljartlaken) en snoeiwerk.

 

De toegangsweg leidt naar de trappen van het Ereplein. Voor de toren en het gedenkteken in brons, een rouwende moeder, ligt een vijver, waarin het gedenkteken zich spiegelt. In de toren, ruim 30 meter hoog en van veraf te zien, bevinden zich een kapel en een carillon. Het bezoekerscentrum ligt aan de rechterkant van het plein. Links bevindt zich een soort museumkapel met drie grote landkaarten, uitgebeiteld in travertijn, met beschrijvingen van de verrichtingen van het 1e Amerikaanse leger in de regio gedurende de Tweede Wereldoorlog.

Op de muren aan weerszijden van het Ereplein, de Walls of the Missing, staan de namen van 1722 Amerikaanse vermisten die hun leven gaven. Namen van vermisten die later zijn teruggevonden en geïdentificeerd zijn voorzien van een rozet.

Achter de toren bevindt zich de eigenlijke begraafplaats. Deze is verdeeld in zestien vakken (A t/m P), die onderling zijn gescheiden door een promenade en graspaden. De gevallenen die er begraven werden, zijn in de dood gelijk. Officieren en soldaten liggen door elkaar en de witte kruisen op de graven zijn identiek. Alleen de zes ontvangers van een Medal of Honor hebben een afwijkend kruis en de joodse militairen hebben een gedenkteken met davidster.

De promenade, geflankeerd door bomen, leidt naar een vlaggenmast aan de achterzijde van de begraafplaats.

Vooral het groene kortgeknipte gras en het gebruik van spierwit materiaal (graven, het monument, stenen) geeft het een net en statig aanzien.

Bron: Wikipedia